Vorige week stemde een ruime meerderheid van de Tweede Kamer in met de Klimaatwet, zodat deze nu in de Eerste Kamer behandeld kan worden. Tevens werd het conceptklimaatakkoord gepresenteerd. Met de Klimaatwet wordt de Nederlandse overheid verplicht om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen, om zo invulling te geven aan de getekende Overeenkomst van Parijs. Met deze overeenkomst werd afgesproken om de uitstoot van broeikasgassen zodanig te beperken dat de opwarming van de aarde tot maximaal 2 graden beperkt blijft.
De Klimaatwet is niet te verwarren met het Klimaatakkoord, waar het eerste ontwerp nu van klaarligt om doorberekend te worden door het PBL. Waar de Klimaatwet de doelen vastlegt, maken bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden in het Klimaatakkoord afspraken over de invulling die nodig is om deze doelen te bereiken.
De doelen die in de Klimaatwet zijn vastgelegd stellen harde eisen aan de Nederlandse uitstoot-cijfers, maar met de effecten buiten de landsgrenzen wordt geen rekening gehouden. Dit betekent dat er in de wet ook geen rekening is gehouden met enkele internationale maatregelen om de uitstoot terug te dringen, zoals het Europese ETS-systeem, wat mogelijk tot inefficiëntie kan leiden.
Vrijwel geen uitstoot in 2050
De Klimaatwet bevat drie hoofddoelen. Het eerste doel is een reductie van 49% van de uitstoot van broeikasgassen ten opzichte van 1990. De grootste winst valt te behalen op het gebied van kooldioxide(CO2)-uitstoot. Andere broeikasgassen zoals methaan of distikstofoxide zijn reeds gehalveerd ten opzichte van 1990, maar de uitstoot van CO2 neemt door economische groei in perioden zelfs nog toe. Het volgende doel is een uitstoot-reductie van 95% ten opzichte van 1990 in 2050. Klimaatwetenschappers hebben berekend dat dit percentage internationaal nodig is om de opwarming van de aarde voldoende te beperken. Tot slot moet in dat jaar de elektriciteit in Nederland 100% duurzaam worden opgewekt.
Ieder jaar moet het zittende kabinet met concrete plannen en een klimaatbegroting aantonen hoe het die plannen denkt te gaan realiseren. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) wordt hier voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor de controle. De wet moet er zo voor zorgen dat het Nederlandse klimaatbeleid de verschillende kabinetten overstijgt.
Ondanks de nieuwe wetgeving kunnen de maatregelen niet via een rechter worden afgedwongen. Eerder dit jaar bepaalde de rechter echter reeds in een losstaande zaak dat de Nederlandse overheid meer moet doen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen.
Geen ruimte voor ETS in nationale doelstellingen
De nationale doelstellingen die in de Klimaatwet behaald dienen te worden, houden geen rekening met de effecten buiten de landsgrenzen. Wanneer een maatregel dus nationaal gezien een reductie zou opleveren, maar internationaal een toename van uitstoot zou betekenen, dan wordt deze maatregelen uitsluitend nationaal beoordeeld. Dit geldt eveneens voor maatregelen die nationaal voor meer uitstoot zorgen, maar internationaal per saldo een afname opleveren.
Dit betekent dat er in de wet geen rekening wordt gehouden met Europese maatregelen zoals EU ETS (European Union Emissions Trading System). Dit systeem voor emissiehandel, dat in 2005 in werking trad, werkt volgens het ‘cap and trade‘-principe. Er wordt een maximum aan CO2-uitstoot vastgelegd door de EU, dat ieder jaar afneemt. Iedereen die onder het systeem valt en die CO2 wil uitstoten moet hier vervolgens emissierechten voor aanschaffen. Alle emissierechten bij elkaar kunnen nooit het maximum overschrijden. Eenmaal geveild of vergeven kunnen de emissierechten nog onderling verhandeld worden. Op deze wijze kan de markt verder zelf zorgen voor de goedkoopste methoden voor uitstootreductie.
Hoe meer vraag er is naar emissierechten, hoe meer deze kosten, en andersom. Een sterke uitstootreductie op één locatie zorgt er dus voor dat het op een andere locatie goedkoper wordt om uit te stoten, omdat er meer emissierechten vrijkomen op de markt. In het licht van de Klimaatwet bezien, kan dit betekenen dat de Nederlandse maatregelen zorgen voor een Europees ‘waterbed-effect’.
Daarbij moet ook de efficiëntie van de opwekkingsmiddelen in acht worden genomen. De kolencentrales in Nederland bijvoorbeeld, behoren tot de modernste en efficiëntste van heel Europa. Het zou meer voor de hand liggen om de meer vervuilende buitenlandse kolencentrales eerder te sluiten, iets wat logischerwijs onder het ETS-systeem zou gebeuren. Wanneer de modernere kolencentrales eerder sluiten als gevolg van de Klimaatwet, worden de emissierechten voor meer vervuilende centrales in het buitenland echter goedkoper, zodat deze langer rendabel blijven.
De Klimaatwet is bedoeld om invulling te geven aan de oplossing van een mondiaal probleem, maar legt zo de nadruk op het behalen van de eigen nationale doelstellingen, in plaats van het in internationale samenwerking aanpakken van de aanleiding. Daarmee wijkt de Klimaatwet ook af van het akkoord van Parijs, waarin werd afgesproken om het klimaatprobleem samen op te lossen, niet individueel.