Uit onderzoek in opdracht van minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat is gebleken dat kernenergie niet duurder hoeft te zijn dan energie uit wind en zon, mits extra kosten zoals netwerkkosten ook worden meegerekend. Dit stelt onderzoeksbureau ENCO dat het onderzoek voor de overheid uitvoerde.
Het onderzoek was het gevolg van een motie door Kamerleden Yeşilgöz-Zegerius en Agnes Mulder, die graag in kaart wilde laten brengen welke rol kernenergie zou kunnen spelen in de energiemix van Nederland in 2050. Kernreactoren hebben als voordeel dat ze onafhankelijk van de weersomstandigheden energie kunnen leveren, terwijl er geen CO2 wordt uitgestoten. Naast al langer bestaande milieu en maatschappij gerelateerde kritiek op kernenergie bestaan er echter twijfels over de kosten die met kernenergie gemoeid gaan. Dit onderzoek zou onderbouwen dat het kostenaspect geen blokkade zou hoeven zijn voor een serieuze rol voor kenenergie in de toekomstige energiemix.
Kosten zijn te overzien, onder voorwaarden
In het onderzoek wordt voor de kostenvergelijking met het aanleggen van wind- en zonnecapaciteit rekening gehouden met bepaalde extra kosten, die doorgaans niet bij de kosten voor wind/zon worden gerekend. Zo zijn de netwerkkosten, kosten voor het in balans houden van het net en de aansluitkosten doorgaans voor de netbeheerder, maar wel een direct gevolg van de aanleg van wind- en zonnecapaciteit.
De kosten voor het aanleggen en onderhouden van een elektriciteitsnet met voldoende transportcapaciteit zijn door de gedistribueerde aard van windmolens en zonnepanelen veel hoger dan bij een energiecentrale. Daarnaast moet men tekorten en pieken adequaat kunnen opvangen op het net, iets dat bij regelbaar vermogen veel makkelijker is te doen dan bij weersafhankelijke energieopbrengsten.
Door deze kosten ook bij een kostenvergelijking te betrekken, wordt het speelveld tussen zon/wind en kernenergie gelijker. Wel spelen ook nog andere factoren mee om kernenergie financieel aantrekkelijk te maken. Zo worden de kosten van de bouw van een kerncentrale aanzienlijk lager wanneer deze onderdeel zijn van een serie gelijktijdig gebouwde centrales. Ook wordt in het onderzoek uitgegaan van continue gebruik van de centrale, terwijl dit mogelijk over enkele decennia, wanneer een aanzienlijk deel van de elektriciteit in Nederland met wind en zon opgewekt kan worden, lang niet altijd het geval zal zijn.
De onderzoekers wijzen erop dat met name levensduurverlenging van bestaande kerncentrales, zoals bij Borssele, een financieel zeer aantrekkelijke manier is om de hoeveelheid CO2-uitstoot te verminderen middels kernenergie.
Geen nieuwe kerncentrales zonder steun overheid
Wereldwijd worden nieuwe kerncentrales momenteel vrijwel uitsluitend gerealiseerd door staatsbedrijven, zoals in China of Frankrijk. Voordat een particulier energiebedrijf een investeringsbeslissing neemt over de bouw van een nieuwe kerncentrale, zal deze waarschijnlijk wel drie keer nadenken.
Verschillende landen die op grote schaal gebruik maken van kernenergie hebben de afgelopen jaren besloten hun kerncapaciteit te verminderen of af te bouwen, waaronder Japan, Duitsland en Frankrijk. De ramp bij Fukushima is hier een directe aanleiding voor geweest. Dit besluit valt echter ongelukkig samen met een periode waarin de uitstoot van CO2 door energieopwekking drastisch moet worden teruggebracht om klimaatverandering tegen te gaan. Dit bezorgt een land als Duitsland een extra grote opgave tijdens de energietransitie.
Omdat Nederland een zeer bescheiden aantal kernreactoren heeft, die bovendien reeds een respectabele leeftijd hebben bereikt, zou voor de bouw van nieuwe centrales een lange periode vooraf gaan voor het opzetten van nieuwe wet- en regelgeving. Daarnaast stelt hoogleraar en IPCC-lid Heleen de Coninck dat de overheid vrijwel zeker zou moeten bijspringen om de investeringskosten op te kunnen brengen.
Door een nog lopend vraagstuk over op aanvraag van de overheid gerealiseerde kolencentrales, die over enkele jaren door diezelfde overheid gedwongen de deuren moeten sluiten, is het de vraag of er snel opnieuw energiebedrijven bereid gevonden zullen worden om mee te werken aan een kostbare energiecentrale met een controversiële energiebron.