Foto Pixabay

De Nederlandse Staat moet in 2020 een 25 procent lagere uitstoot van broeikasgassen ten opzichte van 1990 gerealiseerd hebben. Dit oordeel van de rechtbank uit de zogenaamde Urgenda-zaak uit 2015 werd gisteren in hoger beroep nogmaals bevestigd door het gerechtshof. De Staat poogde met dit hoger beroep de eerdere uitspraak ongedaan te maken. De rechtbank zou zich volgens de Staat teveel met politiek beleid bemoeien waardoor de ‘trias politica’ – de scheiding der machten – geschonden zou worden. Het gerechtshof toonde zich ongevoelig voor deze argumenten waardoor de overheid zich aan de eerdere uitspraak dient te houden. Vorig jaar was de uitstoot van broeikasgassen pas met 13% verminderd ten opzichte van 1990, dit aantal zal in de komende twee jaar dus verdubbeld moeten worden. Bovendien is de huidige vermindering vooral gerealiseerd met andere broeikasgassen dan CO2. Desondanks stelt minister Wiebes dat het doel in 2020 met de huidige maatregelen waarschijnlijk wel gehaald wordt, zodat er geen ingrijpende nieuwe maatregelen nodig zullen zijn. Volgens het gerechtshof ligt Nederland op koers voor 23 procent, maar met een onzekerheidsmarge van 19 tot 27 procent zodat er een reële kans bestaat dat de Staat niet zal voldoen aan de rechterlijk uitspraak. Wat daar de consequenties van zullen zijn, is nog niet duidelijk.

Zorgplicht van de Staat

De zelfstandige stichting Urgenda werd in 2007 opgericht door Jan Rotmans en Marjan Minnesma van de Erasmus Universiteit Rotterdam en DRIFT, met als doel het versneld duurzaam maken van Nederland. Op 24 juni 2015 won de stichting een spraakmakende zaak tegen de Staat, die te weinig zou doen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. De rechtbank baseerde zich daarbij op de zorgplicht van de staat, waarbij specifiek de ‘zorgvuldigheidsnorm’ werd aangehaald. Deze ongeschreven norm werd door critici als te vaag bestempeld. De nieuwe uitspraak van het gerechtshof is duidelijker, omdat het nu stelt dat artikel 2 (recht op leven) en 8 (recht op eerbiediging van de privésfeer) van het Verdrag voor de Rechten van de Mens direct toepasbaar zijn op deze zaak. De Staat overweegt nog in cassatie te gaan, waarbij nogmaals wordt getoetst of de rechter een dergelijke uitspraak mag doen, maar dit betekent niet dat het kabinet zich tot die tijd niet aan de uitspraak hoeft te houden. Onduidelijk is echter wat de consequentie is als de Staat niet aan de gestelde eisen weet te voldoen in 2020. Minnesma van Urgenda heeft geopperd dan een dwangsom in te stellen die hoger ligt dan bepaalde dure klimaatmaatregelen.

Reductiemaatregelen

Het kabinet heeft zich als doel gesteld om in 2030 een CO2-reductie van 49% ten opzichte van 1990 te bewerkstelligen, voor 2050 is het streven om vrijwel geen CO2 meer uit te stoten. De huidige plannen, zoals het sluiten van de kolencentrales voor 2030, zijn niet afgestemd op een forse reductie van broeikasgassen over reeds twee jaar. Om alsnog versneld aan deze eis te voldoen zijn hoogstwaarschijnlijk aanvullende maatregelen nodig. Sommigen stellen dat ook de nieuwere kolencentrales nu voor 2020 gesloten moeten worden, echter zullen de energiebedrijven dan hoge compensatie vragen. Bovendien komt de leveringszekerheid met het plotselinge wegvallen van de kolencapaciteit in het geding. Als er in dat geval al voldoende import mogelijk is, zal deze import ook duurzaam moeten zijn. Het bijbouwen van voldoende windmolen- en zonnepanelenparken neemt ook meer tijd in beslag dan resteert voor 2020, en er zal daarnaast ook reservecapaciteit moeten bestaan om situaties zonder wind of zon het hoofd te kunnen bieden. Het ombouwen van gascentrales naar waterstofcentrales zal ook vele jaren in beslag nemen, de plannen voor de eerste proefcentrale zijn pas onlangs opgezet en deze draait bovendien op waterstof afkomstig uit aardgas. De implementatie van CCS systemen zal ook niet afdoende voor 2020 gerealiseerd kunnen zijn. Belastingen op bijvoorbeeld luchtvaart en wegverkeer kunnen verhoogd worden, maar het is de vraag of de overgang naar groenere transportalternatieven evenredig zal verlopen met de stijging van de kosten, in ieder geval voor 2020. Minnesma van Urgenda noemt nog als maatregel het verlagen van de maximumsnelheid op de Nederlandse snelwegen. Voor de meeste maatregelen geldt dat er meer tijd nodig is, of, als er een versnelde toepassing mogelijk is, dat dit hoge maatschappelijke kosten met zich mee zal brengen. Gezien de naderende verkiezingen van 2021 zullen politici zich minder snel geneigd voelen om met deze rekeningen aan te komen. Gezien de reële kans dat er in 2020 geen reductie van 25% gerealiseerd zal zijn, zal moeten blijken of het inderdaad tot dwangsommen van Urgenda komt, een situatie die uit verschillende hoeken op weerstand zal kunnen stuiten.

, ,

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *