Foto Pixabay

Minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat (EZK) heeft op 5 november een wetsvoorstel ingediend voor het wijzigen van de Gaswet. De wijziging omvat een verbod op het gebruik van laagcalorisch (Gronings) aardgas dat op de negen grootste verbruikers in Nederland van toepassing zal zijn. Hiermee hoopt de minister de winning van aardgas in Groningen sneller terug te kunnen schroeven.

Het besluit van de minister om het wetsvoorstel in te dienen is opvallend, omdat hier eerder stevige kritiek op werd geuit door zowel Gasunie als de Raad van State. Gasunie Transport Services (GTS) is verantwoordelijk voor het transport van aardgas in Nederland en liet weten dat de maatregel maximaal 1 jaar effect zal hebben. Daar staan verschillende nadelige effecten tegenover. De Raad van State adviseerde om het wetsvoorstel helderder toe te lichten en beter te motiveren.

Afbouw Groningse gaswinning sneller dan verwacht

De winning van aardgas in Groningen moet vanwege de aardbevingsproblematiek zo snel mogelijk, en uiterlijk in 2030, worden stopgezet. Om dit te bereiken zijn diverse maatregelen genomen, zoals de bouw van stikstoffabrieken die buitenlands aardgas geschikt maken voor de Nederlandse infrastructuur, en het afbouwen van contracten met buitenlandse afnemers.

Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) adviseerde dat de winning van Gronings aardgas in 2022 gereduceerd moest zijn tot 12 miljard kubieke meter per jaar, om de kans op aardbevingen te minimaliseren. Minister Wiebies ziet deze hoeveelheid echter graag nog verder afnemen, omdat hiermee ook de veiligheidsbeleving van de Groningers wordt verbeterd. Hierop werd de maatregel van een verbod op het gebruik van laagcalorisch aardgas voor de grootste verbruikers in Nederland bedacht. Het aardgas uit Groningen is namelijk laagcalorisch.

GTS heeft echter in een eerder stadium laten weten dat de gaswinning in Groningen in gasjaar 2022/2023 met de al bestaande maatregelen af zal nemen tot gemiddeld 5 miljard m3 per jaar. Dit is minder dan de helft van de gestelde veiligheidsnorm. Omdat de gaswinning al zodanig gereduceerd kan worden met de bestaande maatregelen, zou het effect van een verbod voor grootverbruikers na dat gasjaar vrijwel nihil zijn. Het wetsvoorstel gaat uit van een verbod per 1 oktober 2022, zodat de periode waarin de maatregel een effect kan hebben zeer beperkt is. Hier staan wel diverse nadelen tegenover.

Per 1 oktober 2022 mogen bedrijven die in de gasjaren 17/18 en 18/19 meer dan 100 kubieke meter laagcalorisch gas verbruikten, dit gas in het geheel niet meer gebruiken. Voor andere bedrijven geldt dat zij vanaf die datum niet meer dan 100 kubieke meter laagcalorisch gas mogen gaan verbruiken. Dit houdt ook in dat een bedrijf dat in een van de genoemde gasjaren de norm overschreed, maar dit in 2022 niet meer doet, alsnog in het geheel geen laagcalorisch gas meer mag verbruiken. Het betreft in totaal negen grootverbruikers die door het verbod geraakt zullen worden, samen zijn zij voor ongeveer de helft van het industriële verbruik van laagcalorisch aardgas in Nederland verantwoordelijk.

De Raad van State heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel. Men wenst meer toelichting en motivatie bij diverse punten uit de wet. Zo is de harde grens van 100 miljoen m3, en de opdeling tussen de gas-verbruikende bedrijven die hier uit volgt, onvoldoende onderbouwd, zodat niet beoordeeld kan worden of de 9 getroffen bedrijven onredelijk anders worden behandeld dan de overige bedrijven. Ook verdienen de veronderstelde effecten van de maatregel op de aardgaswinning, CO2-uitstoot en investeringskosten een betere toelichting.

De minister stelt dat dat de berekening van GTS uitgaat van een gemiddelde, maar dat men de maximale maatregelen wil nemen zodat men ook voorbereid is op mogelijke extremen (zeer koude winter, tegenvallende uitvoering van geplande maatregelen). Men zou zich op de negen grootste verbruikers willen richten omdat dit de beste balans tussen effecten en kosten zou opleveren.

Nadelige effecten verbod

Na het verbod is het aan de grootverbruikers om te bepalen op welke brandstof ze overstappen. Mochten ze voor hoogcalorisch gas kiezen, dan is GTS verplicht om deze aansluiting te verzorgen. Veel van de huidige grootverbruikers zijn op laagcalorisch gas aangesloten, omdat dit destijds de enige gestelde optie was voor de locatie. In dichtbebouwde gebieden, waar woningen doorgaans op laagcalorisch gas zijn aangesloten, ligt namelijk vaak al een infrastructuur voor dit type gas. De aanleg van nieuwe leidingen en het verzorgen van de nieuwe aansluitingen zal veel geld en moeite kosten voor het staatsbedrijf.

Ook zullen de eigenaren kosten moeten maken voor de ombouw van de eigen installaties, wat daarna een nieuwe investering in verduurzaming op de langere termijn onwaarschijnlijker maakt. Dit heeft mogelijk nadelige gevolgen voor het terugdringen van de CO2-uitstoot. De termijn uit het wetsvoorstel is waarschijnlijk te kort om meteen al voor het duurzame alternatief te kiezen. Dit is overigens een van de redenen waarom men het verbod beperkt tot een negental bedrijven.

De korte termijn voor het verbod is nodig om de maatregel überhaupt nog een effect te kunnen laten hebben. Dit zorgt desondanks mogelijk voor problemen in de warmtevoorziening. Een aantal van de getroffen installaties is verantwoordelijk voor warmtelevering middels een warmtenet. Dit beperkt de beschikbare perioden waarbinnen de installaties omgebouwd zouden kunnen worden. Als dit uitloopt, kunnen woningen en bedrijven mogelijk zonder warmteproducent komen te zitten.

In de verdere behandeling van het wetsvoorstel zal men afwegen of dergelijke nadelen niet opwegen tegenover het (waarschijnlijk beperkte) effect op het terugdringen van de aardgaswinning in Groningen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *