Foto Pixabay

Onderdeel van de nieuwe Klimaatwet is de jaarlijkse publicatie van een Klimaat- en Energieverkenning (KEV). Dit document vervangt de Nationale Energieverkenning, en geeft inzicht in het nationale energiesysteem en de daardoor veroorzaakte broeikasgassen tot 2030.

De eerste KEV werd door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) op 1 november gepubliceerd. Hoewel er naar verwachting grote stappen worden gezet richting 2030, worden waarschijnlijk niet alle gestelde doelen behaald. Om die reden brengt PBL de KEV met de boodschap dat het zowel een aansporing is om aan de slag te gaan, als een waarschuwing dat de uitvoering niet altijd volgens plan verloopt.

Komende 10 jaar twee keer zoveel reductie als afgelopen 30 jaar

De reductie van de uitstoot broeikasgassen ten opzichte van 1990 bedroeg in 2018 ongeveer 15%. Daarmee is het nationale doel voor 2030 (49% reductie) nog ver uit het zicht. Dit is een achterstand die op basis van het vastgestelde beleid niet ingehaald zal worden; men zal in 2030 op gemiddeld 35% reductie blijven steken. Ook de Urgenda-doelstelling voor 2020 (25% reductie), wordt niet behaald.

Bij alle cijfers dient wel genoemd te worden dat de maatregelen van het in juni gesloten Klimaatakkoord nog niet zijn meegerekend. Onder voorbehoud is al wel vooruit gekeken in een aparte ‘policy brief’. Daaruit blijkt dat de 49% reductie in 2030 nog steeds niet wordt behaald, maar wel ternauwernood (43%-48%).

Een extra bemoeilijking bij het reduceren van broeikasgassen in de komende periode is de focus op CO2. Een belangrijk deel van de uitstootreductie tot nu toe is behaald op het gebied van andere broeikasgassen, zoals methaan. Naar verwachting is hier vanaf nu minder uitstootreductie te behalen. Het merendeel van de reductie zal bereikt moeten worden met het reduceren van CO2.

Naast de doelen voor uitstootreductie worden ook twee doelen uit het Energieakkoord 2013 niet behaald: het aandeel hernieuwbare energie blijft in 2020 onder de gewenste 14% steken (op max 12%) en de energiebesparing komt met gemiddeld 80 petajoule tekort voor het gestelde doel van 100 petajoule. Het aandeel hernieuwbaar groeit in 2023 overigens wel tot de in dat jaar ten doel gestelde 16%.

De voornaamste conclusie die PBL trekt uit het overwegend niet behalen van de doelen uit het Energieakkoord 2013, is dat het opstellen van maatregelen pas het halve werk is. De uitvoering kan om diverse redenen niet lopen zoals men dat aan de tekentafel had bedacht. Deze waarschuwing wordt doorgetrokken naar alle nieuwe afspraken zoals die uit het Klimaatakkoord.

Daarnaast benadrukt men dat er evengoed grote veranderingen worden gerealiseerd. In 2030 wordt naar verwachting twee derde van de elektriciteit in Nederland hernieuwbaar opgewekt, waar dit nu nog maar 15% is. Dergelijke aanpassingen zullen de elektriciteitsmarkt aanzienlijk veranderen.

Parijs-ambitie nog ver buiten bereik

In het Parijs-akkoord is internationaal afgesproken om de opwarming van de aarde te beperken tot maximaal 2 graden, bij voorkeur 1,5 graad. Ieder land heeft daartoe een eigen specifieke opdracht gekregen. Zelfs als ieder land deze doelen zou behalen, wat in de praktijk niet lijkt te gebeuren, loopt de temperatuurstijging op naar 3,2 graden. Er zijn dus internationaal aanvullende maatregelen nodig om de opwarming van de aarde voldoende te beperken.

ETS lijkt voor 2030 binnen de EU voor de gewenste hoeveelheid reductie te gaan zorgen, maar voor de niet-ETS-sectoren zoals mobiliteit zijn de reductiedoelen tot 2030 nog buiten bereik. Bovendien tellen niet alle emissies mee bij de berekeningen, zoals internationale luchtvaart en scheepvaart. In Nederland is de groei van emissies uit deze laatste twee sectoren tot 2030 naar verwachting even groot als de afname van de emissies binnen mobiliteit.

Nederland zal ook een manier moeten vinden om de emissies door landgebruik te verminderen of te compenseren. Naar verwachting nemen de emissies door landgebruik tot 2030 licht toe. Nederland heeft zeer weinig CO2 absorberende bossen, en relatief veel broeikasgas-producerende gronden zoals veengebieden, akkerbouw en bebouwde gebieden.

Warmtevoorziening grootste uitdaging

Een belangrijke verandering in de komende periode is het stoppen van de aardgaswinning in Groningen. Voor het eerst sinds lange tijd wordt Nederland netto-importeur van aardgas. Ook lijkt er een verbod op kolen te komen, de invoering van deze wet is in de berekeningen van de KEV al meegenomen. Tegelijkertijd neemt de hoeveelheid zonnepanelen en windmolens toe, zodat er een enorme omslag in de elektriciteitsproductie gaat plaatsvinden naar twee derde hernieuwbaar opgewekte elektriciteit.

Dit betekent ook een grotere afhankelijkheid van de weersomstandigheden. Men rekent op gascentrales om de momenten van tekorten te kunnen overbruggen, hoewel de marktomstandigheden het grootste deel van de tijd zeer nadelig zullen zijn voor gascentrales en er wel voldoende meteen inzetbare capaciteit beschikbaar moet blijven.

Voor de warmtevoorziening verloopt de transitie langzamer: in 2030 is men nog voor 68% afhankelijk van aardgas (was 76% in 2017). Warmte vormt het grootste deel van de energievraag en is minder eenvoudig te verduurzamen, zodat hier de grootste uitdaging ligt. Met het stoppen van de aardgaswinning in Groningen zal het aardgas voor de warmtevoorziening in toenemende mate worden geïmporteerd. Hierbij zal dit gas ook middels stikstoffabrieken moeten worden omgezet naar laagcalorisch gas dat geschikt is voor de Nederlandse huishoudens.

De Nederlandse energievoorziening zal daarmee op het gebied van elektriciteit afhankelijker worden van de weersomstandigheden, en op het gebied van warmte van buitenlandse aanbieders van aardgas.

, , , , , ,

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *