Vorige week publiceerde de Rekenkamer Rotterdam een zeer kritisch rapport over de gang van zaken rondom het Warmtebedrijf Rotterdam (WBR). Dit bedrijf van de gemeente Rotterdam en Provincie Zuid-Holland is opgericht om restwarmte uit de Rotterdamse haven te benutten voor de verwarming van woningen en bedrijven. Sinds de oprichting in 2006 leidt WBR echter grote verliezen, die steeds door de gemeente moeten worden gedicht. In de pogingen om het bedrijf rendabel te maken heeft de gemeente onaanvaardbaar grote risico’s genomen, stelt de Rekenkamer.
Ook het recentste reddingsplan, een warmteleiding van Rotterdam naar Leiden, lijkt uit te lopen op een debacle. Toen bekend werd dat een andere warmteleiding van Eneco, tussen Rotterdam en Den Haag, werd overgenomen door het Rijk, hoopte men dat het Rijk ook de leiding van WBR zou over willen nemen. Dit lijkt echter een lastig verhaal te worden, omdat er teveel risico’s aan het project kleven. Daarmee stevent WBR af op een faillissement.
Leiding door het Midden, Leiding over Oost
Nederland staat voor de opgave om binnen een generatie de uitstoot van broeikasgassen te reduceren tot vrijwel niets. Het vervangen van fossiele brandstoffen is daarbij een belangrijk middel. Daar komt nog eens bij dat de Groningse aardgaswinning binnenkort wordt stopgezet, terwijl de meeste woningen in Nederland van dit gas afhankelijk zijn voor de verwarming.
In benutting van de warmte die vrijkomt bij diverse industriële activiteit in de Rotterdamse haven, zagen o.a. de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland een kans om het aardgas te vervangen. Sinds de oprichting van WBR is echter ieder project misgelopen en zijn er zeer onvoordelige overeenkomsten gesloten. In de huidige situatie koopt WBR meer warmte in bij afvalverbrander AVR, dan het kwijt kan, voor onvoordelige tarieven.
Toen in Leiden door een aflopend contract de mogelijkheid ontstond om de warmtelevering van een lokale bron over te nemen, zag WBR hier kans om voor extra afzet te zorgen. Een pijpleiding van 43 kilometer lang, de Leiding over Oost, zou moeten worden aangelegd om de warmte daar te krijgen. Nog voordat de aanbesteding rond was, werd met lokale leverancier NUON afgesproken dat de gemeente en de provincie verantwoordelijk zijn voor de warmtelevering in Leiden vanaf 2020.
Door problemen met vergunningen en de financiering is het project minimaal twee jaar vertraagd, zodat WBR nu de bestaande lokale warmteproducent moet betalen om in de tussentijd de warmte te blijven leveren. In plaats van extra inkomsten, heeft Leiding over Oost slechts extra kosten opgeleverd. Een faillissement van WBR is daarmee dichter bij dan ooit. Dit zou de gemeente echter honderden miljoenen kosten, zonder dat dit iets heeft opgeleverd.
Intussen maakte ook energiebedrijf Eneco plannen voor het inzetten van Rotterdamse havenwarmte, met de Leiding door het Midden naar Den Haag. Eerder maakte het Rijk bekend dit project van Eneco over te nemen en onder te brengen bij staatsbedrijf Gasunie, omdat het het belang van dergelijk warmtebenutting inziet bij de vervanging van aardgas in Zuid-Holland. WBR hoopte dat dit een uitkomst zou bieden voor de Leiding over Oost. Ook dit project maakt immers deel uit van een plan waarbij de gehele provincie havenwarmte kan ontvangen.
Het ministerie heeft echter laten weten dat de business case van de Leiding over Oost zodanig slecht is, dat er weinig kans is dat dit zal gebeuren. De inkoopprijs bij AVR is te hoog, terwijl de garanties die zijn afgegeven voor de warmtelevering in Leiden zeer onvoordelig zijn. Bovendien is de geplande leiding te dun om ook het potentieel van de lokale glastuinbouw te benutten, maar het vergroten van de leiding zou tegelijkertijd weer extra risico’s opleveren.
Overmoed
Vlak voor de Rekenkamer Rotterdam het kritische rapport over WBR uitbracht, verscheen een ander rapport van de Rekenkamer waarin het concludeerde dat de gemeente Rotterdam te overmoedig en te ambitieus is in haar handelen, zonder voldoende oog te hebben voor (financiële) risico’s en het publieke belang. Met de complexiteit die projecten vaak met zich meebrengen wordt onvoldoende rekening mee gehouden.
Ook in het rapport over WBR kwamen deze kritiekpunten duidelijk naar voren. Er werden te snel en eenzijdig beslissingen genomen, bovendien werd de raad als controlerend orgaan hier onvoldoende over geïnformeerd.
Nu Gasunie de ontwikkeling van de Leiding door het Midden op zich neemt, werpt zich de vraag op of het ontwikkelen van warmtenetten door publieke bedrijven een geslaagde formule is. Ook de gemeentelijke warmteprojecten in andere steden zijn regelmatig negatief in het nieuws, zoals de malaise bij het Amsterdamse AEB. Gasunie heeft geen ervaring met de aanleg van warmtenetten.
Private partijen die warmtenetten ontwikkelen vragen zich af wat deze ontwikkeling voor de markt zal betekenen. Het publieke belang van de aanleg van warmteleidingen door Gasunie in plaats van private partijen zal in ieder geval helder moeten worden geformuleerd, en de besteding van publieke gelden hieraan zal beter moeten kunnen worden verantwoord dan bijvoorbeeld bij WBR het geval is geweest.