Foto Pixabay

Kleinschalige warmtetechnieken, zoals warmtepompen, zonneboilers en biomassaketels, als alternatief voor gas worden nauwelijks toegepast in de sociale huursector. De investeringskosten zijn vaak te hoog vergeleken met andere duurzaamheidsmaatregelen, ook is er vaak onduidelijkheid over regionale warmtetransitieplannen. Dit blijkt uit onderzoek in opdracht van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Zoals afgesproken in verschillende klimaatverdragen, zowel internationaal (Akkoord van Parijs), nationaal (Energieakkoord, Klimaatakkoord) als in diverse agenda’s en convenanten binnen de gebouwde omgeving, streeft men ook binnen de sociale huursector naar verduurzaming van de woningvoorraad teneinde de klimaatverandering tegen te gaan. Juist woningcorporaties zijn in staat om snel grote stappen te zetten dankzij hun omvang en expertise, en hebben een belangrijke voorbeeldfunctie.

Weinig toegepast, groot potentieel

Een van de grootste opgaven voor corporaties is een alternatieve warmtevoorziening realiseren dan een gebaseerd op aardgas. Kleinschalige warmteoplossingen in de vorm van warmtepompen, zonneboilers en biomassaketels worden volgens de onderzoekers echter vrijwel niet toegepast (enkele procenten t/m 2017). Er bestaat echter wel een groot potentieel voor deze technieken, gezien het grote aantal woningen dat nog van het gas af moet. Tot nu toe zijn warmtenetten daarbij het voornaamste alternatief.

Dat genoemde warmteoplossingen niet populair zijn bij corporaties heeft volgens de onderzoekers te maken met een combinatie van een lage urgentie, hoge investeringskosten en onduidelijke regionale energiestrategieën.

De meeste woningcorporaties kunnen met alleen maatregelen als verbeterde isolatie, ventilatie en het gebruik van zonnestroom het energielabel van de woningen opwerken naar B. De urgentie om daarbij ook nog dure warmtepompsystemen aan te leggen is daardoor laag. De hoge investeringen die het met zich meebrengt schrikken af omdat er vaak onduidelijkheid is over het lange termijnbeleid op het gebied van energie in de regio.

De onderzoekers bevelen aan om meer duidelijkheid te bieden over de lange termijnperspectieven voor kleinschalige warmteopwekking, zodat investeren aantrekkelijker wordt. Daarbij kan het helpen om de mogelijkheden voor ondersteuning bij financiering (o.a. subsidies) te verbreden. Tot slot moeten er maatregelen worden genomen om het ambitieniveau van energielabel B bij te stellen naar een stapsgewijze verduurzamingsroute, waarbij over een langere periode geleidelijk steeds meer duurzame toepassingen kunnen worden toegevoegd aan de woningvoorraad dankzij een plug & play opzet van de gebruikte technieken.

Warmtepompen of warmtenetten

In de energietransitie gaat veel aandacht uit naar een alternatieve elektriciteitsproductie. Warmte vormt echter het grootste deel van de energievraag in Nederland, zodat deze opgave nog groter is dan bij elektriciteit. Tot nu toe kijkt men in Nederland voornamelijk naar twee warmteoplossingen voor de bebouwde omgeving: warmtenetten en warmtepompen. Beiden hebben eigen voor- en nadelen.

Warmtenetten gelden al sinds vorige eeuw als het belangrijkste alternatief voor een aardgasverbinding. (Rest)warmte uit de regio wordt middels verwarmd water naar de aangesloten wijken vervoerd. Een nuttig gebruik van restwarmte vermindert energieverspilling en dus het grondstoffenverbruik. Gecombineerde elektriciteits- en warmteopwekking is bovendien veel efficiënter dan uitsluitend elektriciteitsproductie in conventionele centrales. Ten opzichte van warmtepompen zijn de investeringskosten lager, zeker in het geval van hoge temperatuur warmtenetten bij bestaande bouw, waarbij minder isolatiemaatregelen nodig zijn.

Een nadeel bij warmtenetten is dat de vrije keuze voor energieleveranciers voor de gebruikers vervalt. Ook bestaat er discussie over de duurzaamheid van bepaalde warmtebronnen.

Warmtepompen worden ingepast per individueel gebouw of woning en maken gebruik van elektriciteit. Mede door de benodigde vergaande isoleringsmaatregelen en bijvoorbeeld de aanleg van vloerverwarming, zijn de initiële investeringskosten voor warmtepompen hoog. Ook moet de pomp net als een CV-ketel in de loop van de tijd worden vervangen. Een warmtepomp is bovendien duurzaam zolang de elektriciteit die wordt verbruikt uit duurzame bron is verkregen. Op dit moment wordt het merendeel van de elektriciteit in Nederland nog met fossiele brandstoffen opgewekt.

De aansluiting van wijken op warmtenetten ligt het meeste voor de hand bij corporaties, omdat zij vaak grote hoeveelheden woningen in dezelfde wijk bezitten en dus de benodigde schaal hebben om een nieuw net te realiseren. Voor meer kleinschalige verhuurders kunnen juist warmtepompen het alternatief zijn, omdat dit op individuele basis gerealiseerd kan worden. Door de omvang en mogelijkheden van corporaties ligt de focus van de overheid bij het gasloos maken van de bebouwde omgeving in eerste instantie bij het realiseren van warmtenetten in wijken met veel sociale huur. Grootschalige verbouwingen van deze woningvoorraad om deze geschikt te maken voor warmtepompen is economisch onaantrekkelijk en verlaagt de snelheid waarmee het gasverbruik wordt teruggedrongen.

, , , ,

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *