Foto Pixabay

Vorige week presenteerde het kabinet het definitieve Klimaatakkoord. De maatregelen die zijn vastgesteld in het akkoord moeten leiden tot 50 procent minder uitstoot van broeikasgassen in 2030 ten opzichte van 1990. In 2050 moet dit 98 procent minder zijn.

Het eerdere concept voor het Klimaatakkoord bleek volgens berekeningen onvoldoende om de doelstellingen te behalen. Bovendien vonden verschillende partijen dat de kosten van de maatregelen teveel bij de burgers terecht kwamen, in plaats van de industrie. In het nieuwe Klimaatakkoord zijn de plannen daarom aangepast. Minister Wiebes benadrukt de lange termijn van de plannen, men hoeft niet direct alle benodigde aanpassingen op orde te hebben. Daarmee wordt met de plannen in het akkoord ook geen invulling gegeven aan de benodigde reductie zoals opgelegd met het Urgenda-vonnis (25% minder CO2-uitstoot in 2020).

Maatregelen voor Urgenda-eis alleen wanneer die langetermijndoelen dienen

Onder de maatregelen in het Klimaatakkoord bevinden zich onder meer enkele wijzigingen in de geheven belastingen (meer voor gas en bedrijven, minder voor elektriciteit en huishoudens) en nieuwe subsidies en investeringen (geen aanschafbelasting elektrische auto’s tot 2024, verduurzaming van de veestapel). Ook worden momenteel enkele wetsvoorstellen behandeld, waaronder het verbod op het gebruik op kolen voor elektriciteitsproductie en een minimumprijs voor CO2 bij elektriciteitsproductie binnen de ETS-sector.

Met alle huidige gedefinieerde maatregelen wordt in 2020 een reductie van 4 megaton CO2 gerealiseerd. Dit is minder dan de helft van de 9 megaton die nodig is om aan het Urgenda-vonnis te voldoen. In een brief aan de kamer licht minister Wiebes toe wat het kabinet wel en niet onderneemt om aan deze uitspraak tegemoet te komen. Een van de belangrijkste uitgangspunten is dat de langetermijndoelen van het Klimaatakkoord niet worden geschaad door korte termijn maatregelen ten behoeve van de Urgenda-eis. Bij het vaststellen van maatregelen om tegemoet te komen aan de eisen voor 2020 is dus niet alleen de direct te behalen reductie leidend, maar ook of het past binnen de afspraken en ambities van het Klimaatakkoord.

Een belangrijk criterium daarbij is dat het draagvlak voor de transitie niet afneemt. De maatregelen moeten daarom betaalbaar, kosteneffectief en behapbaar zijn. Daarnaast wil men voorkomen dat uitstoot en bedrijven (banen) zich naar buiten Nederland verplaatsen. Dit zou namelijk geen klimaatwinst opleveren, maar wel schade toebrengen aan de Nederlandse economie. Hoewel de keuze van het kabinet daarmee wordt gemotiveerd, is het opvallend dat men niet (kost wat kost) van zins is om te voldoen aan een gerechtelijke uitspraak.

Klimaatwinst

Waar zowel de Urgenda-eis als de doelen waar het Klimaatakkoord aan ten dienst staat zich richten op nationale emissies, is het uiteindelijke doel om de menselijke invloeden op het klimaat sterk terug te dringen. Daarvoor is een internationale aanpak nodig.

Een van de belangrijkste maatregelen om tegemoet te komen aan het Urgenda-vonnis is het vervroegd sluiten van de Hemweg-kolencentrale in Amsterdam. Er ligt verder een wetsvoorstel ter beoordeling dat de sluiting of ombouw van de overige 4 Nederlandse kolencentrales bewerkstelligt voor uiterlijk 2030. Waar Nederland en buurland Duitsland echter werken aan maatregelen om de kolencentrales te sluiten, is in Polen een omgekeerde ontwikkeling aan de gang. Dat land zet volop in op de eigen kolen- en bruinkoolcentrales. Momenteel zijn dit er 40, maar er zijn plannen om dit nog verder uit te bouwen (ter vergelijking, Nederland heeft er na 2020 nog 4). De grootste bruinkoolcentrale van Polen stoot bijna evenveel CO2 uit als de gehele Nederlandse industrie.

Middels een Europese aanpak, bijvoorbeeld een aanscherping van het emissiehandelssysteem, zouden dergelijke grote vervuilende centrales eerder sluiten dan de moderne en relatief schone Nederlandse centrales, waarmee de klimaatwinst groter zou zijn.

Dergelijke ontwikkelingen waarbij nationale maatregelen een beperkte klimaatwinst opleveren komen meer voor. Volgens een onderzoek halveerden G20-landen hun subsidies voor kolenwinning tussen 2014 en 2017, maar verdubbelde de subsidies voor de bouw van nieuwe kolencentrales, waarvan de helft werd geïnvesteerd in andere landen met opkomende economieën. Daarmee houden deze landen zich deels aan de afspraak zelf minder fossiele energie te stimuleren, maar neemt de uitstoot in andere landen juist toe. Voor alle nationale maatregelen blijft daarom van belang om ook de internationale effecten en ontwikkelingen daarbij als belangrijk uitgangspunt aan te houden.

, , ,

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *