Foto Pixabay

Per 1 januari 2020 treedt de nieuwe versie van de subsidie voor duurzame energieprojecten in werking. De huidige Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+) wordt dan verbreed naar de Stimulering Duurzame Energietransitie (SDE++). Bij SDE++ komt de nadruk te liggen op CO2-reductie in plaats van de hoeveelheid opgewekte energie. Daardoor kunnen voortaan ook projecten die op een andere manier tot CO2-reductie leiden meedingen om de subsidie. Aan de andere kant betekent deze nieuwe manier van berekenen ook dat bepaalde projecten plotseling buiten de boot dreigen te vallen, waaronder het H-Vision project in de Rotterdamse haven en diverse elektrolyse-projecten.

Rangschikking naar subsidiebehoefte per ton vermeden CO2

Tussen de huidige SDE+ en de hervormde SDE++ regelingen zitten een aantal verschillen.Onder SDE+ komt alleen hernieuwbare energieproductie in aanmerking voor subsidie. Het idee is namelijk dat dit leidt tot een afname van vervuilende energieproductie. Onder SDE++ kunnen niet alleen energieproducenten subsidie ontvangen, ook CO2-reducerende technieken (zoals CCS) komen in aanmerking. Gevolg is dat bij de toewijzing niet langer wordt gekeken naar het aantal kilowattuur opgewekte energie per euro subsidie, maar naar het aantal gereduceerde tonnen CO2-uitstoot per euro subsidie.

Om de verschillende technieken toch met elkaar vergelijkbaar te maken, moeten dus de verschillende eenheden omgerekend worden naar vermeden hoeveelheden CO2-uitstoot. Bij een nieuwe windgenerator wordt bijvoorbeeld de CO2-uitstoot per kWh vergeleken met die van een moderne gascentrale. Het verschil is de hoeveelheid vermeden CO2-uitstoot. Een laatste verschil is dat er onder SDE++ voor bepaalde technieken een maximum subsidie is gereserveerd, zodat deze niet het merendeel van de subsidies zouden opeisen. Dit geldt onder andere voor CCS. Verder blijft de manier van toewijzen hetzelfde onder SDE++, waarbij de aanvragen worden gerangschikt op basis van de goedkoopste manieren om de meeste CO2-reductie te bewerkstelligen.

Voor een aantal projecten heeft de manier waarop de CO2-reductie wordt berekend echter onvoorziene gevolgen. Zo komt bij doorrekening het H-Vision project in de Rotterdamse haven waarschijnlijk niet in aanmerking voor subsidie, terwijl vanuit de overheid juist veel positieve aandacht is geweest voor dit project. Bij dit project van TNO en 700 bedrijven uit de haven wordt blauwe waterstof geproduceerd, dit is waterstof gewonnen uit aardgas, waarbij de CO2 wordt afgevangen en onder de zeebodem wordt opgeslagen. De blauwe waterstof kan in de haven helpen om het energieverbruik te verduurzamen.

Hervorming nodig voor efficiëntie

De huidige SDE+ heeft de afgelopen zeer veel subsidies verstrekt, met het oog op de doelen voor het aandeel hernieuwbare energie uit het Energieakkoord voor de naderende jaren 2020 en 2023. De nieuwe SDE++ zal zich meer focussen op de doelen uit het Klimaatakkoord voor 2030. Daarmee zal de hoeveelheid verstrekte subsidies waarschijnlijk voorlopig afnemen. Dat betekent ook dat deze subsidies efficiënter en pragmatischer besteed zullen moeten worden. Mede hierom wordt de focus verlegd naar pure CO2-reductie en bekijkt men of de aanvraagrondes minder vaak opengesteld zullen worden.

Onder SDE+ zijn er bovendien problemen met de realisatiegraad van de projecten. Bij een aantal categorieën wordt minder dan de helft van de projecten uiteindelijk gerealiseerd, terwijl hier wel subsidie voor wordt gereserveerd. Extra aandacht zal daarom uitgaan naar het selecteren van kansrijke projecten waarbij de kans groot is dat zij in de toekomst zelfstandig kunnen voortbestaan. Over bijvoorbeeld waterstofproductie door elektrolyse met behulp van wind- en zon-overschotten bestaan twijfels, omdat dergelijke installaties niet constant genoeg zouden kunnen produceren om zelfstandig rendabel te worden.

, , , ,

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *