Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) berekende vorig jaar wat de maatregelen uit het Klimaatakkoord tezamen zouden gaan kosten. Na klachten van Aedes (koepelorganisatie van woningcorporaties), geeft PBL nu toe dat de berekeningen op het gebied van verduurzaming van bestaande bouw beter hadden gekund. Deze blijken namelijk, na meerekenen van extra factoren, duurder uit te vallen dan eerder ingeschat.
Een van de maatregelen uit het Klimaatakkoord is dat voor 2030 ongeveer anderhalf miljoen huizen van het gas los gaan en beter worden geïsoleerd. Voor deze opgave wordt met name gekeken naar woningcorporaties, voor wie de renovaties honderden miljoenen euro’s zullen kosten.
De berekeningen van het PBL worden in de politiek gebruikt voor onder andere beleidsvorming, zodat groot belang wordt gehecht aan de juistheid van de cijfers.
Extra kostenposten
Aedes liet vorig jaar weten dat PBL een aantal kostenposten niet had meegenomen in de berekening van de kosten voor het verduurzamen en gasloos maken van woningen. Dit komt in de praktijk vaak neer op het met een renovatie beter isoleren van bestaande bouw, zodat het energieverbruik daalt en bepaalde alternatieven voor aardgas voor verwarming, zoals warmtepompen, bruikbaar worden.
Volgens Aedes vallen de kosten eigenlijk 40 tot 50 procent hoger uit dan door PBL ingeschat. Dit wordt door PBL tegengesproken, maar na onderling overleg is men het wel eens dat bepaalde factoren nog mee moeten worden gewogen, die tot een significante verhoging van de kosten leiden.
Zo rekenen aannemers extra kosten voor winst en risico bij verbouwingen, wat nu niet in de berekeningen is meegenomen. Daarnaast geldt voor de al geplande renovaties dat de kosten hoger uitvallen wanneer hier nog (extra) klimaatmaatregelen aan worden toegevoegd. Tot slot zou het rentepercentage op geldleningen door corporaties voor de verbouwingen te laag zijn ingeschat.
Tezamen gaat het om grote bedragen, erkent een onderzoeker van PBL in het Algemeen Dagblad. Deze factoren zullen een volgende keer wel worden meegenomen. Overigens had men ook de huidige sterke stijging van de bouwkosten niet voorzien, hierdoor vallen de kosten bij een nieuwe berekening mogelijk nog hoger uit.
Isolatie
Het grootste deel van het Nederlandse energieverbruik bestaat uit de vraag naar warmte. Ongeveer 70% van de huishoudens gebruikt hier aardgas voor, maar door het stoppen van de aardgaswinning in Groningen en om de uitstoot van CO2 te verlagen wil men overstappen op andere energiebronnen.
De twee belangrijkste alternatieven zijn vooralsnog warmtenetten (stadsverwarming) en warmtepompen. Om een woning met een warmtepomp (werkend met elektriciteit) te kunnen verwarmen is zeer goede isolatie noodzakelijk, omdat een warmtepomp minder warmte kan leveren dan een conventionele CV-ketel op aardgas. Veel bestaande bouw voldoet niet aan deze isolatie-eisen en zal dus eerst moeten worden verbouwd.
Alternatief kunnen wijken worden aangesloten op warmtenetten. Warmtenetten vervoeren warmte door middel van water, dat door verschillende bronnen kan worden opgewarmd. De meeste bestaande warmtenetten maken gebruik van bijvoorbeeld bij- of restwarmte uit afvalverbrandingsinstallaties of energiecentrales (warmte-krachtkoppeling), maar men kan ook onder andere geothermie inzetten. Er bestaat door dit verschil in bronnen ook een onderscheid in temperatuur: hogetemperatuur- en lagetemperatuur-warmtenetten. Lagetemperatuur-warmtenetten zijn doorgaans duurzamer, maar vereisen net als warmtepompen een zeer goede isolatie.
Vooralsnog wordt door woningbouwcorporaties in stedelijke gebieden, die vaak gehele woningblokken bezitten, meestal eerst gekeken naar mogelijkheden voor hogetemperatuur-warmtenetten, omdat deze de minste isolerende maatregelen vergen ten opzichte van aardgas. Desondanks is betere isolatie hoe dan ook een belangrijke maatregel om het energieverbruik, en dus ook indirect de uitstoot, omlaag te brengen.