In 2013 werd de voorloper van het huidige Klimaatakkoord gesloten: het Energieakkoord. Net als het Klimaatakkoord werden daarin doelen afgesproken voor de verduurzaming van de Nederlandse energievoorziening. De nationale kosten voor het bereiken van deze doelen werden echter nooit duidelijk gespecificeerd. Vrijdag 29 mei publiceerde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), op aandringen van de Tweede Kamer, alsnog een kostenberekening.
Volgens PBL komen de kosten uit het Energieakkoord neer op ongeveer 1 miljard euro per jaar in de periode 2000-2050 (€52 miljard totaal). Deze bestaande kosten waren nog niet eerder meegerekend bij de nieuwe maatregelen onder het Klimaatakkoord uit 2019, waarvan de kosten op ongeveer 2 miljard euro per jaar werden geraamd.
Akkoorden alleen gericht op eerste helft emissiereductie
In het Energieakkoord werd in 2013 afgesproken dat in 2020 Nederland 14% hernieuwbare energie en 100 PJ extra energiebesparing zou bereiken. In 2023 zou Nederland 16% hernieuwbare energie moeten gebruiken.
Hoewel het Energieakkoord in principe gaat over de periode 2013-2023, rekent men voor de kosten ook maatregelen mee die vanaf 2000 zijn genomen en bijdragen aan het bereiken van de doelen. Daarnaast lopen de kosten door tot 2050, vanwege uitgerekte kosten zoals leningen of rente, maar ook omdat er (her)investeringen nodig zijn voor het vasthouden van het niveau van de gestelde doelen na 2023.
Het Energieakkoord zou de CO2-uitstoot met ongeveer een kwart moeten verlagen ten opzichte van 1990. In het in 2019 gesloten Klimaatakkoord werd afgesproken deze uitstoot verder te verlagen met 49% in 2030. De kosten voor de maatregelen uit het Klimaatakkoord werden gerekend als extra bovenop het ‘basispad’. Dit basispad waren de al liggende maatregelen uit het Energieakkoord. Nu ook de maatregelen uit het Energieakkoord van een prijskaartje zijn voorzien, kan men een beter beeld krijgen van de totale kosten van het klimaatbeleid.
Na 2030 is het de bedoeling dat de CO2-uitstoot nog verder wordt gereduceerd tot vrijwel 0 in 2050. Voor deze tweede 50% reductie is nog niet bekend wat de kosten zullen zijn, bovenop de kosten voor de eerste 50%.
Volledige transitie kost 1% tot 3% van BBP per jaar tot 2050
Voor het Energieakkoord worden de kosten van €52 miljard uitgedrukt als ‘nationale kosten’. Het PBL definieert nationale kosten als het saldo van jaarlijkse directe kosten en directe baten van maatregelen vanuit maatschappelijk kostenperspectief.
Omdat subsidies en belastingen zich richten op een herverdeling van geld, worden deze niet meegerekend als nationale kosten. Als kosten worden wel bijvoorbeeld investeringen in de bouw en onderhoud van windmolens meegerekend, terwijl als baten bijvoorbeeld de waarde van de door de windmolens opgewekte elektriciteit worden gerekend.
Bij het aantreden van het huidige kabinet schatte minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat de totale kosten voor de energietransitie tot 2050 op ongeveer 500 miljard euro. Dit komt neer op 8 tot 24 miljard euro per jaar, of 1 tot 3% van het bruto binnenlands product per jaar.
De maatregelen moeten opleveren dat Nederland van schonere energie wordt voorzien, dat de luchtkwaliteit verbetert, evenals een impuls voor innovatie en aantrekkingskracht als ‘groen’ vestigingsgebied voor bedrijven. Op globaal niveau moet het klimaatproblemen helpen tegengaan.