In een streven naar een duurzame toekomst wil de Nederlandse regering het aanbod van groene energie in de komende decennia zo veel mogelijk vergroten. Om schaarste te voorkomen, vindt het kabinet het van belang dat de overheid strengere controle houdt over de aanleg van de benodigde kabels en elektriciteitsstations.
Nederland heeft de ambitie om in 2050 klimaatneutraal te zijn, wat betekent dat het land netto geen broeikasgassen meer mag uitstoten. Het Nationaal plan energiesysteem, dat maandag 3 juli door klimaatminister Rob Jetten naar de Tweede Kamer werd gestuurd, benadrukt dat het energiesysteem zelfs al ruim voor 2050 klimaatneutraal moet worden.
Gas- en kolencentrales vervangen door groene energie
Het plan schetst een grondige transformatie van het energiesysteem in de komende decennia. Gas- en kolencentrales zullen volledig worden vervangen door zonne-, wind- en kernenergie. Huizen zullen worden verwarmd via warmtenetten of met behulp van elektrische warmtepompen. De industrie zal meer elektriciteit gebruiken en deels overschakelen op duurzame waterstof, voornamelijk geproduceerd met windstroom van de Noordzee.
Bij het plannen van het energiesysteem houdt de regering rekening met de “hoogste vraagscenario’s”. Dit betekent dat er veel zware industrie in Nederland zal blijven bestaan, die aanzienlijke hoeveelheden energie verbruikt. Jetten benadrukt dat het de intentie is om zoveel mogelijk van deze energie in Nederland zelf op te wekken, maar dat groene energie ook op grote schaal geïmporteerd zal worden.
Nieuwe wind- en zonneparken
Om aan de energiebehoefte te voldoen, zullen er zowel op de Noordzee als op het land aanzienlijk meer wind- en zonneparken moeten worden gebouwd. Daarnaast overweegt de regering de bouw van nieuwe kerncentrales. Het plan vereist ook aanzienlijke energieopslag, zoals batterijen en ondergrondse waterstofopslag. Om de totale energiebehoefte te beperken, zal de regering zich ook meer richten op energiebesparing. Er zal een nationaal energiebesparingsdoel worden vastgesteld en verschillende sectoren van de economie zullen specifieke subdoelen krijgen.
Om de energieplannen in goede banen te leiden, stelt Jetten dat de overheid een grotere rol moet spelen bij de aanleg van energie-infrastructuur. Momenteel worden elektriciteitsstations en -kabels pas gebouwd wanneer er vraag is naar energie. In de toekomst wil de regering proactief anticiperen en zelf bepalen waar deze infrastructuur moet worden ontwikkeld.
Langetermijnvisie
Daarnaast is het volgens het kabinet van belang om beter te plannen waar in het land deze infrastructuur nodig is. De regering wil nu al ruimte reserveren voor projecten die pas na 2030 zullen worden uitgevoerd. De locaties van fossiele energiecentrales zullen in de toekomst beschikbaar blijven voor groene energieprojecten, zoals waterstofcentrales die stroom kunnen leveren wanneer er geen wind is of de zon niet schijnt. De productie van groene waterstof zal plaatsvinden op locaties waar windenergie aan land komt. Bovendien zullen grootschalige batterijen zo dicht mogelijk bij hoogspanningsstations worden geplaatst.
Een mogelijke component van de plannen is de rechtstreekse verbinding tussen windparken op de Noordzee en de industrie in Limburg. De regering onderzoekt ook de mogelijkheid om hoogspanningskabels ondergronds aan te leggen, naast buisleidingen voor de industrie.
Uitdagingen
De groei van het aantal duurzame elektriciteitsopwekkingsmiddelen verloopt de laatste tijd voorspoedig. De grootste uitdagingen richting 2050 bevinden zich op het gebied van de transportcapaciteit, de balans tussen vraag en aanbod bij weersafhankelijke productiemiddelen en de elektrificatie van zware industrie, waterstofproductie en de verwarming van bestaande bebouwing (of bij deze laatste alternatief aansluiting op warmtenetten).
Door de groei en grotere verspreiding van het aantal elektriciteitsproductiemiddelen is het elektriciteitsnet niet langer toeberust op het kunnen transporteren van al deze stroom, waardoor er congesties ontstaan en nieuwe aansluitingen niet kunnen worden uitgevoerd tot er nieuwe capaciteit is. Dit remt de ontwikkeling van de elektrificatie.
Tegelijk wordt het voor netbeheerders steeds lastiger om vraag en aanbod van elektriciteit aan elkaar gelijk te houden, door de grilligheid van weersafhankelijke productiemiddelen. Er moet een sterke ontwikkeling plaatsvinden op het gebied van opslagcapaciteit en aanbodgestuurd energieverbruik, want op die schaal bestaat dat nu nog nauwelijks.
Tot slot wordt de uitdaging op het gebied van warmte, veruit het grootste deel van het huidige energieverbruik, de allergrootste horde om te nemen. Vrijwel alle bestaande bouw wordt verwarmd met aardgas, en het gebruik van warmtepompen kan hier alleen na uitgebreide isolatiemaatregelen. De toepassing is ingrijpend en heeft hoge kosten. Alternatief is het opzetten van warmtenetten, maar dit is alleen praktisch in dichtbebouwde gebieden met eveneens veel warmteproducerende industrie.
Zware industrie, bijvoorbeeld Tata Steel, probeert manieren te ontwikkelen om hun processen te baseren op waterstof (want elektriciteit kan niet efficiënt voldoende warmte leveren), maar dit is nog niet uitontwikkeld. Bovendien moet die waterstof eerst op duurzame wijze geproduceerd worden, waar die nu nog vrijwel uitsluitend uit aardgas wordt gewonnen. Het gevaar bestaat dat zware industrie bij strengere eisen naar elders verhuist, als dit kostentechnisch beter uitkomt.