Tijdens een debat over het concept-klimaatakkoord in de Tweede Kamer gisteravond hebben minister Eric Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) en premier Mark Rutte laten weten ook eventueel open te staan voor een nationale CO2-heffing voor de industrie. Enkele oppositiepartijen hechten veel belang aan deze maatregel, die niet is opgenomen in het klimaatakkoord.
Het debat met de oppositie stond eigenlijk ingepland voor vorige week, maar werd uitgesteld toen bleek dat de regeringspartijen niet hun lijsttrekkers hadden gestuurd, maar de verantwoordelijken voor de portefeuille energie. De CO2-heffing voor de industrie was een van de belangrijkste discussieonderwerpen.
Partijen als Groenlinks, PvdA en SP pleiten voor de extra heffing om bedrijven meer te stimuleren om hun uitstoot te reduceren. Anderen vrezen dat een uitsluitend nationale heffing ertoe leidt dat bedrijven vertrekken, waardoor er geen CO2-reductie wordt gerealiseerd maar er wel veel banen verdwijnen.
Heffing bovenop bestaande minimumprijs
De CO2-heffing, die moet leiden tot een CO2-minimumprijs, zou in Nederland bovenop een reeds bestaande heffing komen. Bedrijven binnen de Europese Unie die onder het ETS (Emission Trading System) vallen moeten emissierechten inkopen om een bepaalde hoeveelheid CO2 te mogen uitstoten. De prijs van deze emissierechten wordt bepaald door vraag en aanbod.
Jarenlang bestond er een overschot aan emissierechten, waardoor de prijs voor CO2-uitstoot relatief laag lag. Desondanks is er onder het systeem een uitstootreductie gerealiseerd. De EU neemt de komende jaren maatregelen om de ETS-prijs te verhogen, en deze ligt inmiddels veel hoger dan in voorgaande jaren.
Volgens voorstanders van een nationale CO2-heffing ligt deze prijs echter nog niet hoog genoeg. Daarom willen zij bovenop deze ETS-prijs een extra bedrag per ton uitgestoten CO2 heffen. In het regeerakkoord en het concept-klimaatakkoord is een minimumprijs afgesproken voor de elektriciteitsproductie, maar niet voor de rest van de ETS-sector in Nederland. Voorstanders willen dit daarom uitbreiden naar andere vervuilende industrieën, waaronder staalproductie, petrochemie en productie van voedingsmiddelen.
Verslechtering concurrentiepositie
Een belangrijk punt van discussie omtrent de CO2-heffing is het nationale karakter van de maatregel. Als het voor bedrijven over de grens rendabeler wordt om te produceren, is de kans groot dat bedrijven ervoor kiezen om te vertrekken. Dit betekent schade voor de Nederlandse economie, verlies van werkgelegenheid en daarnaast bovendien geen CO2-reductie. De meeste onderzoeken onderschrijven deze verslechtering van de concurrentiepositie en het geringe effect op uitstootreductie, waaronder CE Delft. Het idee achter ETS is juist dat hier geen prijsverschillen in bestaan binnen de gehele EU. Geen ander Europees land heeft een aanvullende heffing voor de industrie.
Bedrijven zelf stellen daarnaast dat, los van de concurrentiepositie, de extra kosten averechts kunnen werken voor de uitstootreductie, omdat er zo minder of geen geld overblijft om hierin te investeren. Groenlinks-lijsttrekker Jesse Klaver pleit voor een starttarief van €25 per ton CO2 in 2020, oplopend naar €200 in 2051. In 2021 zou dit bedrag bovendien al op €50 per ton moeten liggen. Voor een bedrijf als Tata Steel, een staalfabrikant met een grote fabriek in IJmuiden, zou dit neerkomen op 171 miljoen euro extra uitgaven in 2020, een jaar later is dit zelfs 342 miljoen euro. De winst van Tata Steel IJmuiden bedroeg in 2016 211 miljoen euro, zodat het een onoverkomelijke kostenpost kan worden. Er zouden dan 50.000 banen verloren gaan, terwijl het staal waarschijnlijk elders geproduceerd zal gaan worden in mogelijk een fabriek waar minder aandacht aan verduurzaming wordt besteed. Overigens stelt Klaver hierbij daarom ook voor om een deel van de inkomsten terug te laten vloeien om de grootste klappen op te vangen. Het is niet duidelijk of dit voldoende zal zijn.
Het concept-klimaatakkoord wordt momenteel doorberekend door het PBL en het CPB. Ook de effecten van een aanvullende heffing op de industrie worden nu apart berekend. Rutte en Wiebes, hoewel sceptisch, hebben laten weten geen opties uit te sluiten, maar zullen voorlopig de uitslagen van de berekeningen afwachten.