Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft, samen met de Nederlandse Organisatie voor Toegepast-natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO), in opdracht van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), een nieuwe editie van de Warmtemonitor uitgebracht.
In de Warmtemonitor worden gegevens over de opwekking en het verbruik van warmte in Nederland opgenomen. De vorige editie stamt uit 2017, in de nieuwe editie zijn de gegevens over 2018 en 2019 verwerkt. Ruim de helft van het finale energieverbruik in Nederland bestaat uit warmte. In 2019 werd deze warmte nog voor 76 procent opgewekt met aardgas.
In het nieuwe rapport is extra aandacht geschonken aan warmtenetten (stadsverwarming), die volgens het kabinet een belangrijke rol moeten gaan spelen bij de vervanging van aardgas, en waarvoor een nieuwe wet (Warmtewet 2) momenteel wordt behandeld in de Tweede Kamer.
Warmtevoorziening duurzamer, maar transitie verloopt traag
Een belangrijk doel van de Warmtemonitor is het kunnen volgen van de ontwikkelingen op de warmtemarkt door de tijd heen. Op basis hiervan kan men vervolgens beleid vormen (en de effecten van eerder beleid meten) en maatschappelijke discussies voeren. Met name staat de vraag centraal hoe de verduurzaming van deze sector verloopt, en hoe dit zich verhoudt tot de energietransitie in het algemeen.
In totaal verbruikt Nederland jaarlijks ruim 3000 petajoule (PJ) energie. Een groot deel hiervan raakt verloren via omzettingsverliezen, wordt verbruikt door energieproducenten zelf of wordt uiteindelijk niet ingezet als energie maar als grondstof (bv. gebruik van aardolie voor kunststofproductie). Voor de eindverbruikers (o.a. huishoudens, industrie en verkeer) blijft er 1858 PJ over: het finale energieverbruik.
Van dit finale energieverbruik bestaat ruim de helft (1000 PJ) uit warmte. Ter vergelijking: elektriciteit, waar de grootste stappen qua verduurzaming worden gezet, beslaat ‘slechts’ 20 procent.
Dit betekent dat voor een succesvolle energietransitie een verduurzaming van de warmtevoorziening essentieel is. In 2019 was het aandeel hernieuwbare warmte nog maar 7%. Hoewel er wel sprake is van een stijging (in 2000 was het aandeel slechts 2%), verloopt deze traag.
Aardgas blijft de belangrijkste energiebron voor warmteopwekking, met een aandeel van 76% in 2019. Dit is minder dan de gemiddeld 82% aan het begin van deze eeuw, maar het blijft aanzienlijk.
Verduurzaming warmtenetten afgeremd door protesten biomassa
Voor verduurzaming en meer efficiëntie bij huishoudens en industrie kijkt men naar collectieve warmtevoorzieningen. Hierbij wordt warmte niet bij de gebruiker opgewekt maar extern aangeleverd via warmtenetten middels water of stoom. Dit opent meer mogelijkheden voor het gebruik van o.a. restwarmte, geothermie, biomassa, etc.
In 2018 leverden warmtenetten op waterbasis (groot- en kleinschalig) in totaal 23 PJ aan warmte. Men verwacht dat dit in 2023 is toegenomen tot ongeveer 27 PJ (405.000 aansluitingen grote netten + onbekend aantal kleine netten). De helft van de warmte uit warmtenetten gaat naar woningen.
De verduurzaming van de warmtebronnen van grote warmtenetten op basis van verwarmd water verliep tussen 2017 en 2019 gestaag dankzij de toenemende inzet van biomassa. Waar in 2017 nog 74% van de warmte werd opgewekt in WKK-installaties op kolen en aardgas, was dit in 2019 62%. Het aandeel hernieuwbaar opgewekte energie nam in dezelfde periode toe van 17% naar 30%, voor een groot deel dankzij biomassa. Door de toenemend negatieve politieke en maatschappelijke houding ten opzichte van biomassa zijn echter de meeste projecten gericht op biomassa stil komen te liggen.
In de industrie wordt gebruik gemaakt van warmtenetten gebaseerd op stoom. De 37 PJ die via deze netten wordt geleverd bestond in 2018 voor 8% uit duurzaam opgewekte energie. Dit is een verdubbeling ten opzichte van 2016, maar geen verschil ten opzichte van 2017.
Warmtewet 2 moet impuls geven aan warmtetransitie
Dankzij de eigen grote voorraad is aardgas decennialang de meest voor de hand liggende warmtebron geweest in Nederland. Door de aarbevingsproblematiek wordt de aardgaswinning in Nederland drastisch afgeschaald. In plaats daarvan zal het meeste aardgas voortaan geïmporteerd moeten worden, bijvoorbeeld uit Rusland. Met behulp van stikstoffabrieken wordt dit gas geschikt gemaakt voor het Nederlandse net.
Door de broeikasgassen die vrijkomen bij de verbranding, het vervoer en de winning van aardgas is het nodig om het gebruik van aardgas af te schalen. Goede alternatieven zijn echter lastig te realiseren daar waar warmte van relatief hoge temperatuur nodig is. Het kabinet zet in op de uitrol van meer warmtenetten, die gevoed kunnen worden door ofwel hoge temperatuurbronnen (afvalverbranding, WKK, biomassa) of lage temperatuur (geothermie, restwarmte).
Met de nieuwe Warmtewet die nu wordt behandeld in de Tweede Kamer wil het kabinet duidelijke regels opstellen rondom de ontwikkeling van warmtenetten, met als doel het aansporen van de uitrol hiervan. Er bestaat echter discussie over het huidige wetsvoorstel, waarin volgens sommigen te weinig ruimte is voor situatie-specifieke oplossingen in plaats van een standaard aanpak. Daarnaast beperkt het onzekere beleid rondom biomassa de mogelijkheden voor duurzame warmtenetten sterk.