Foto Pixabay

Op 13 maart maakten het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Planbureau (CPB) de uitkomsten bekend van de doorrekening van het Klimaatakkoord. Uit de doorrekening blijkt dat de maatregelen waarschijnlijk niet voldoende zijn om in 2030 49% minder broeikasgassen uit te stoten. De kosten vallen wel lager uit dan aanvankelijk geraamd.

Op 21 december 2018 werd na lange onderhandelingen het concept-Klimaatakkoord gepresenteerd. Na de doorberekening moest duidelijk worden of deze plannen (ca. 600 voorstellen) voldoende zouden zijn voor het behalen van de gestelde doelen. Het PBL onderzocht met name de behaalde emissie-reducties, terwijl het CPB de financiƫle effecten van de plannen doorrekende.

Teveel onzekerheden rondom maatregelen

Volgens het PBL wordt in het slechtste geval een emissiereductie van 31 megaton CO2-equivalenten gerealiseerd, in het beste geval is dit 52 megaton. Hoewel de benodigde 48,7 megaton binnen deze marge valt, schat men de kans dat dit wordt behaald niet hoog in.

Er moeten rondom de maatregelen nog (politieke) keuzes gemaakt worden, waarvan de uitkomst effect heeft op wat de maatregelen uiteindelijk teweeg brengen. Door die onduidelijkheid is het lastig om nu met zekerheid te kunnen stellen dat bepaalde maatregelen tot het gewenste effect leiden.

De meeste reductie wordt volgens het PBL gerealiseerd in de elektriciteitssector: 18,3 tot 21 megaton. Dit komt voor een groot deel door het sluiten van kolencentrales. De mogelijke toename van emissies in het buitenland door goedkopere emissierechten of verhoogde import wordt in deze cijfers niet meegenomen.

Na de elektriciteitssector wordt met 6,0 tot 13,9 megaton de meeste emissiereductie behaald in de industrie. Echter wordt zelfs in het meest rooskleurige scenario het vooraf gestelde doel van 14,3 megaton reductie in deze sector niet gehaald.

Tot slot kunnen de maatregelen leiden tot minimaal 4,2 en maximaal 8,0 megaton minder uitstoot van CO2-equivalenten in de sector mobiliteit. Het gestelde doel van 7,3 megaton valt daarbinnen, maar de komende jaren moeten uitwijzen hoe snel onder meer de elektrificatie van personenauto’s en een toename van het gebruik van biobrandstoffen zal verlopen.

Rutte: “Lasten moeten eerlijker verdeeld worden”

Bij de doorrekening van het kostenplaatje van de plannen was sprake van een meevaller. Aanvankelijk had men 3 tot 3,9 miljard euro per jaar geraamd, het CPB kwam nu tot 1,6 tot 1,9 miljard euro in 2030. Dit is het gevolg van lagere kosten voor hernieuwbare elektriciteit en aanpassingen in de industrie.

Deze kosten zullen voornamelijk terecht komen bij burgers met lage en middeninkomens. De laagste inkomensgroep zal er in 2030 met 1,8 procent op achteruit zijn gegaan, de hoogste slechts 0,3 procent. Voor de bevolking in het geheel bedraagt het een gemiddelde achteruitgang van 1,3 procent.

Minister-president Mark Rutte reageerde op de uitkomsten door te stellen dat de energiebelastingen voor huishoudens verlaagd zullen worden, terwijl de belastingen voor de industrie verhoogd worden. Dit moet voor een eerlijkere verdeling van de lasten zorgen, hoewel men ook verwacht dat de industrie 80% van de kosten zal doorberekenen aan de consument.

,

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *