Foto Pixabay

Het CBS meldt dat het aandeel hernieuwbaar opgewekte elektriciteit in 2019 opnieuw is toegenomen. Ten opzichte van 2018 werd er 18 procent meer elektriciteit uit hernieuwbare bronnen opgewekt. Een jaar eerder was deze toename 11 procent. Dankzij de toename van hernieuwbare elektriciteitsproductie werd in 2019 18 procent van de verbruikte elektriciteit hernieuwbaar opgewekt, in 2018 was dit nog 15 procent.

De toename in 2019 is bijna geheel toe te schrijven aan de forse groei van elektriciteitsproductie met zonne-energie. De productie met windenergie liet een veel minder sterke groei zien, maar blijft desondanks de voornaamste bron voor hernieuwbare elektriciteit.

40 procent meer zonnestroom

In 2019 kwamen veel nieuwe grote installaties met zonnepanelen op daken van gebouwen of op de grond beschikbaar voor productie. Deze grote installaties droegen in belangrijke mate (70%) bij aan de toename van 3,7 miljard kWh zonnestroomproductie in 2018 naar 5,2 miljard kWh in 2019: een toename van 40%.

De totale opgestelde capaciteit van zonnepanelen in Nederland kwam in 2019 op 6900 megawatt, een toename van 2400 megawatt ten opzichte van 2018. Hoewel het hiermee de 4500 megawatt aan opgestelde windmolens op land en zee heeft ingehaald, zorgden de windmolens voor twee keer zoveel opgewekte energie: 10,7 miljard kWh in 2019. Dit laat zich verklaren door het feit dat wind veel vaker beschikbaar is dan zon.

De productie uit windenergie nam tussen 2018 en 2019 toe met 7 procent, dit is veel minder dan de toename uit zon omdat het Nederlandse windmolenpark nauwelijks groeide (70 MW extra op land, op zee geen nieuwe molens).

De totale 21,8 miljard kWh hernieuwbaar opgewekte stroom in 2019 werd naast wind (49%) en zon (24%) geleverd door biomassa (26%) en waterkracht (1%).

Zonneprojecten zeer populair, maar onvoldoende subsidie beschikbaar

Tijdens de recentste aanvraagronde voor SDE+ (Stimulering Duurzame Energieopwekking) werd voor €9 miljard aan subsidie aangevraagd. Dit was veel meer dan de €5 miljard die beschikbaar is gesteld door de overheid. Een groot deel van die aanvragen bestaat uit projecten gericht op zonne-energie, maar zal dus worden afgewezen. Goedkopere projecten, zoals biomassacentrales, krijgen de voorkeur, hoewel deze vaak een veel langere realisatietermijn hebben.

Nederland dreigt ondanks de jaarlijkse toename van hernieuwbare energie zowel het Europese doel (14% hernieuwbare energie, nu 11,4%) als de Urgenda-eis (25% minder CO2-uitstoot) niet te gaan halen. Juist snel te realiseren projecten zoals PV-installaties lijken nu noodzakelijk. Alle projecten die niet in aanmerking dreigen te komen voor SDE+ kunnen met subsidie meestal meteen gerealiseerd worden, aangezien een voorwaarde voor een aanvraag is dat aan veel overige voorwaarden (vergunningen, financiering, transport) al is voldaan.

Een van de maatregelen van het kabinet om op korte termijn richting de doelstellingen te werken is het ‘statistisch opkopen’ van duurzaam opgewekte energie uit landen die hier meer van hebben dan zij verplicht zijn. Deze maatregel leidt niet tot een toename van duurzame energieproductie of een afname van de uitstoot; er wordt alleen boekhoudkundig geschoven met aantallen tussen landen. Evert Vlaswinkel, directeur Solarcentury Benelux, pleit dan ook voor het besteden van deze miljoenen aan meer SDE+ subsidie voor zonneprojecten.

, , , , , ,

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *