De nieuwe energie-eisen voor nieuwbouw zijn opnieuw uitgesteld wegens gebreken in de berekeningssoftware. De eisen voor Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG) werden op 24 december 2019 in het Staatsblad gepubliceerd. Oorspronkelijk zouden deze eisen per 1 januari 2020 gaan gelden, maar dit werd reeds eerder uitgesteld naar juli 2020. Nu is er opnieuw uitstel, naar 1 januari 2021.
De reden voor het uitstel is de vertraagde oplevering van de software UNIEC 3, die bij nieuwbouwplannen kan doorrekenen of ze voldoen aan de BENG-eisen. Eerder stuurden bouwers reeds een brandbrief aan de minister met het verzoek om uitstel, omdat zij zich zonder deze software niet goed kunnen voorbereiden.
Vergunningsaanvragen voorlopig niet in de knel
De BENG-eisen worden berekend aan de hand van de nieuwe bepalingsmethode NTA 8800. De implementatie hiervan in de UNIEC 3 software is ingewikkelder gebleken dan vooraf gedacht. Toen eind december 2019 de opleverdatum niet werd gehaald, schoten bij nieuwbouw betrokken bedrijven in de stress.
Onder meer brancheorganisaties Bouwend Nederland en Aedes voorzagen grote problemen met de nieuwbouwproductie, die nog bovenop de al bestaande kwesties met stikstof en PFAS zouden komen. Vergunningen voor nieuwe gebouwen zouden zonder de software niet op tijd kunnen worden verkregen.
Uitgangspunt van het ministerie is dat de software minimaal een half jaar voor de invoering van de eisen gereed moet zijn. Dit was eerder de reden voor uitstel, en is nu opnieuw de basis voor het doorschuiven van de invoering. Daarmee zijn de zorgen over bouwvergunningen op dit gebied voorlopig weggenomen.
Restwarmte alleen in bepaalde gevallen hernieuwbaar
De BENG-eisen vervangen de Energieprestatiecoëfficient (EPC), die nu wordt gebruikt om de energieprestaties van gebouwen te bepalen. De energieprestaties worden onder BENG bepaald aan de hand van 3 indicatoren: energiebehoefte (BENG 1), primair fossiel energieverbruik (BENG 2) en aandeel hernieuwbare energie (BENG 3).
Tijdens de internetconsultatie werden vragen gesteld over het ontbreken van restwarmte onder BENG 3. Gebouwen die zijn aangesloten op stadsverwarming zouden deze warmte niet mogen meerekenen bij het aandeel duurzame energie. Warmtenetten vormen juist een belangrijk middel om de gebouwde omgeving van het gas los te krijgen.
Later werd een aanpassing gemaakt waardoor restwarmte in bepaalde gevallen wel onder BENG 3 gerekend mocht worden, bijvoorbeeld uit datacenters. Voorwaarde was dat de warmte een onvermijdelijk bijproduct was, dat anders in de lucht of het koelwater terecht zou komen.
WKK (gecombineerde elektriciteit- en warmteproductie) viel hier echter niet zomaar onder. Omdat bij WKK de hoeveelheid gebruikte brandstof toeneemt wanneer naast elektriciteit ook (bruikbare) warmte wordt geproduceerd, wordt de WKK-warmte alleen als duurzaam gezien als de brandstof duurzaam is. De extra (rest)warmte is namelijk vermijdbaar (door geen extra brandstof in te zetten).
WKK levert echter wel een veel efficiënter brandstofgebruik op. Een gascentrale die uitsluitend elektriciteit produceert heeft een efficiëntie van iets meer dan 50%, terwijl de combinatie met warmteproductie een efficiëntie van meer dan 80% oplevert. Bovendien komt ook bij uitsluitend elektriciteitsproductie onvermijdbare warmte vrij, die vervolgens ongebruikt wordt afgevoerd.
In het Staatsblad is nu de regel opgenomen: ” …restwarmte (mag) op basis van het werkelijke aandeel worden meegenomen om te berekenen of aan BENG 3 is voldaan. Dit geldt ook voor restwarmte en -koude uit efficiënte stadsverwarming en koeling.” Een van de mogelijkheden voor ‘efficiënte stadsverwarming’ volgens punt 41, artikel 2 van Richtlijn 2012/27/EU is dat deze voor ten minste 75% uit WKK-warmte bestaat. Het lijkt daarmee erop dat nieuwbouw alsnog aangesloten kan worden op warmtenetten die gebruik maken van restwarmte uit (bijvoorbeeld) gascentrales.