In de Klimaatwet worden doelstellingen vastgelegd die de opwarming van de aarde moeten helpen beperken. Door de doelstellingen en instrumenten als kaders in de wet vast te leggen, moet deze ontwikkeling de voorkeuren van de individuele kabinetten overstijgen.

De drie doelstellingen in de klimaatwet zijn: een reductie van de uitstoot van broeikasgassen met 49% in 2030 ten opzichte van 1990, eenzelfde reductie van 95% in 2050 en een volledig duurzame elektriciteitsproductie in datzelfde jaar. Daarnaast moet het kabinet jaarlijks concrete plannen presenteren hoe men aan deze doelen denkt te voldoen. Ook moet daarvoor een klimaatbegroting worden opgesteld. De wet moet voorkomen dat kabinetten beslissingen en maatregelen te ver vooruit schuiven of aan latere kabinetten overlaten.

De invulling van het klimaatbeleid wordt verder in de klimaatwet opengelaten. Het Klimaatakkoord moet een pakket van maatregelen en middelen opleveren waarmee Nederland de door de wet vastgelegde doelen kan bereiken.