CCS staat voor ‘Carbon Capture and Storage’ – afvang en opslag van koolstof. Er zijn meerdere redenen waarom de meeste landen streven naar een afname van het gebruik van fossiele brandstoffen, maar de voornaamste is het terugdringen van de uitstoot van CO2. Middels technieken die de uitgestoten CO2 afvangen en vervolgens opslaan, kan voorkomen worden dat de CO2 in de atmosfeer terecht komt. Hiermee wordt een belangrijk nadeel van fossiele brandstoffen opgelost.

CCS is met name interessant voor industrieën waar nog geen goede alternatieven voor fossiele brandstoffen beschikbaar zijn, zoals de staalindustrie. De benodigde technieken zijn reeds beschikbaar en in enkele gevallen ook in gebruik. Voor veel toepassingen moeten echter nog meer praktijktests worden uitgevoerd. Door de kostbaarheid is men terughoudend met grote investeringen in CCS, zodat het nog niet veelvuldig in gebruik is. Ook bestaat er kritiek bij tegenstanders dat het een energietransitie waarin men afstapt van fossiele brandstoffen zou tegenhouden.

Een van de mogelijke manier om afgevangen CO2 op te slaan is onder de grond of de zeebodem. Hiervoor zijn bijvoorbeeld lege gas- of olievelden geschikt. Een deel van de CO2 kan ook ingezet worden in industrieën die hier gebruik van maken, zoals de (glas)tuinbouw.

De combinatie van biomassa en CCS (‘BECCS’) geldt als een voorname kandidaat om negatieve emissies te realiseren. Biomassa, zoals bomen, nemen tijdens hun leven CO2 op uit de atmosfeer. Bij verbranding voor energie komt deze CO2 weer vrij, tenzij dit met CCS wordt voorkomen. Als er opnieuw bomen worden aangeplant, ontstaat er zo een kringloop waarin per saldo CO2 uit de atmosfeer verdwijnt.