De minister heeft de Autoriteit Financiële Markten (ACM) in het kader van de Warmtewet 2 gevraagd om advies uit te brengen over op welke manier een netwerkbedrijf een warmtebedrijf zou kunnen exploiteren. In de Warmtewet 2 wordt vastgesteld op welke manier de warmtemarkt in Nederland de komende jaren zal worden vormgegeven. Daarbij zijn ook vragen gesteld over de rol die netwerkbedrijven hierin mogelijk kunnen spelen.
Netwerkbedrijven zijn bedrijven die een netbeheerder (verantwoordelijk voor aanleg en beheer van infrastructuur voor elektriciteit en/of aardgas binnen een bepaald gebied) en ondersteunende bedrijven omvatten. Men wil netwerkbedrijven ook betrekken bij de aanleg van warmtenetten, omdat zij veel kennis en ervaring hebben met energie-infrastructuur. Echter, netbeheer is in de Wet onafhankelijk netbeheer (Won) strikt gescheiden van exploiterende activiteiten. In de praktijk is een scheiding van beheer en exploitatie, zoals bij elektriciteit en aardgas, voor warmtenetten meestal niet mogelijk. De ACM heeft daarom een manier omschreven waarop netwerkbedrijven warmtebedrijven kunnen oprichten, zonder dat de onafhankelijke positie van netbeheerders in gevaar zou komen.
Scheiding beheer en exploitatie
In navolging van Europese regels werd de Won, ook wel de ‘Splitsingswet’, in 2006 ingevoerd. Als gevolg van de wet moesten alle energiebedrijven hun transportinfrastructuur voor elektriciteit en gas afstoten. De aanleg en het beheer van hoogspanningsnetten en gasleidingen zou voortaan onder de verantwoordelijkheid gaan vallen van zogenaamde netbeheerders.
Het doel van deze splitsing is een betere waarborging van de leveringszekerheid en verbeterde concurrentie op de energiemarkt. Netbeheerders lopen geen risico meer door commerciële activiteiten, en aanbieders van energie kunnen vrij met elkaar concurreren op hetzelfde net.
Voor elektriciteit en gas is een dergelijke splitsing goed mogelijk, omdat deze energiemiddelen in Nederland overal vrijwel gelijksoortig van aard zijn en ze over zeer lange afstanden vervoerd kunnen worden. Voor warmte geldt dit niet; er is een grote mate van lokale afstemming nodig tussen de productie, transport en levering. Een warmtebedrijf, exploitant van een warmtenet, functioneert in de praktijk meestal als monopolist en beheert zowel de transportinfrastructuur, de productie en de levering.
Een netbeheerbedrijf moet vaak verschillende soorten diensten inhuren voor het uitvoeren van de taken. Er is bepaald dat deze het beste niet uitbesteed kunnen worden aan derden, maar ook onder het eigen beheer kunnen vallen. Het netbheerbedrijf en de ondersteunende ondernemingen vormen samen een netwerkbedrijf. De aanvullende diensten mogen onder voorwaarden ook aan andere bedrijven worden aangeboden, waarmee toch een vorm van exploitatie mogelijk is voor een netwerkbedrijf. Een van de belangrijke voorwaarden is echter wel dat deze diensten in de eerste plaats essentieel zijn voor het netbeheer.
Een netwerkbedrijf mag dus in principe niet zelf een warmtebedrijf oprichten, waarmee naast beheer ook exploitatie plaatsvindt, en deze activiteit niet noodzakelijk is voor de netbeheerder voor elektriciteit en/of aardgas.
Warmtebedrijf alleen naast netbeheerder onder strenge voorwaarden
Omdat netwerkbedrijven over veel kennis en ervaring beschikken op het gebied van energie en leveringszekerheid, is de vraag gerezen of ook zij een rol kunnen spelen bij de benodigde hervormingen van de warmtemarkt, die worden vastgelegd in de komende Warmtewet 2. Met de Warmtewet 2 moet de aanleg van warmtenetten worden aangejaagd en gereguleerd, zodat het gebruik van aardgas afneemt.
Op 20 maart liet de ACM weten aan de minister van Economische Zaken dat een warmtebedrijf alleen onderdeel mag uitmaken van een netwerkbedrijf als de onafhankelijkheid van de netbeheerder kan worden gewaarborgd, de financiële risico’s voor de netbeheerder zoveel mogelijk beperkt zijn en de inkomsten uit het netbeheer niet worden ingezet voor het warmtebedrijf.
Daarop heeft de minister aan de ACM gevraagd om een beknopte duiding te geven van de hiervoor noodzakelijke maatregelen. De maatregelen van de ACM richten zich op het ‘ringfencen‘ van de netbeheerder binnen het netwerkbedrijf. Dit houdt in dat de netbeheerder zo onafhankelijk mogelijk van het netwerkbedrijf opereert, zowel in de besluitvorming als financieel. Ook zijn er maatregelen die oneerlijk voordeel voor warmtebedrijven van netwerkbedrijven op het gebied van informatie moeten voorkomen. Netbeheerders onderhouden nauwe contacten met gemeenten, en zuster-warmtebedrijven zouden hier voordeel uit kunnen halen in bijvoorbeeld een toewijzingsproces aan een warmtekavel.
Daarnaast merkt de ACM op dat de Elektriciteits- en Gaswet aangepast zullen moeten worden om een integraal warmtebedrijf onder een netwerkbedrijf mogelijk te maken. Ook zullen de doelstellingen van de Won op een andere manier moeten worden gewaarborgd. Alle maatregelen en aanpassingen tezamen zullen grotere toezichtlasten opleveren voor zowel de ACM als de netwerkbedrijven. Het is aan de minister om de voordelen van warmtebedrijven van netwerkbedrijven af te wegen tegenover de extra benodigde regelgeving en maatregelen die daarmee gepaard gaan.